+0
Koning David
Am. Joost de Vries verzocht mij gisteren om mijn speech in de Sic te publiceren. Dat is niet meer gelukt. De Sic moet het de volgende keer zonder een artikel van mij doen. Ik zet daarom mijn porachtige speech op het forum zodat mijn bewonderaars nu nog kunnen nagenieten.
Mondeling vertoog over het zich moeten verontschuldigen over het zoek maken van het lint van de zedenmeester, uitgesproken op de Huishoudelijke Vergadering van 17 mei. Amicae amicique, Zo vind ik mij gedrongen u GSV'ers te verklaren, dat ik mij grievend getroffen voel door de vreemde, ongehoorde, ja, ik mag zeggen, harde behandeling, die ik β zo onverdiend β op deze Huishoudelijke Vergadering moet ondergaan. Ik ben thans niet uw GSV'ers onderdaan. Ik was eens uw Magister Morum - en ben nu uw GSV'ers olim Magister Morum. βt Is in deze hoedanigheid dat ik mij op dit tijdstip aan u GSV'ers adresseer en ik doe dit te onbeschroomder, naardien ik meen mij gedurende de tijd van mijn publiek karakter als zedenmeester als een eerlijk man gedragen en bij herhaling blijk gegeven te hebben, dat ik niet eigenlijk voor mij zelve zedenmeester was, neen maar het eigen belang zeer wel durfde opofferen aan het geen ik oordeel mijn plicht te zijn. Een ruim veld tot klagen - amicae amicique - zou βer voor mij openstaan, indien ik wilde uitweiden over alle verdrietelijkheden, die mij gedurende mijn optreden als zedenmeester zijn wedervaren. U heeft mij niet begrepen. U zat niet op mijn golflengte. U wist de signalen niet op te pikken die ik, subtiel als ik was, naar u toezond. U liet het er bij hangen. Het lint, symbool van de zedelijkheid, is niet door mij, maar door u verraden en verkocht voor dertig zilverlingen en bord linzensoep aan een Noordelijke Breton die de ganse wereld overvloog. Wat toch kan u GSV'ers bewegen om mij steeds tot een uitzondering van de algemene regel te maken? Ziet gij senatoren niet, dat alle onze voorrechten, alle onze bezittingen, alles wat ons dierbaar is, op losse schroeven is komen te staan, zo wanneer het grootste voorrecht, dat ooit op een studentenvereniging kan genoten worden, het recht namelijk om naar eigen goeddunken de GSV voor te gaan in de zeden, niet meer heilig is? Daarom, verootmoedigt u, hebt berouw, en vooral, bekent toch schuld! Niet Simon, geboren zedenmeester van Capro, niet ik, geboren intellectueel van Frontijn, niet Rik, geboren profeet van de nieuwe huis-tuin-en-keuken-moraal, maar u, en alleen u alleen bent schuldig. Ik sta hier, ik kan niet anders. U wel. Ik heb gezegd.
En nu de echte excuses: